Teken op een blaadje een scherphoekige driehoek. Noem de hoekpunten , en .
Vouw heel precies de middelloodlijn van zijde en ook van zijde .
Het snijpunt van de twee middelloodlijnen noemen we .
Teken de cirkel met middelpunt die door gaat.
Als je precies gewerkt hebt, lijkt de cirkel ook door
en
te gaan.
Dat de cirkel door
en
moet gaan, kunnen we beredeneren. Daarvoor moet je begrijpen dat
.
Waarom geldt: ?
Waarom geldt: ?
Uit d en e volgt dat , dus dat de cirkel met middelpunt zowel door , als gaat. Tevens volgt hieruit dat op de middelloodlijn van ligt. is dus het snijpunt van de drie middelloodlijnen.
Teken een op een blaadje een stomphoekige driehoek .
Vouw de middelloodlijnen van twee zijden (zoals in de vorige opgave). Noem het snijpunt van de twee vouwlijnen .
Teken de cirkel met middelpunt die door gaat. Deze cirkel gaat ook door en .
Teken een scherphoekige driehoek.
Zoek het middelpunt van de omgeschreven cirkel van de driehoek door twee middelloodlijnen te tekenen met je geodriehoek.
Teken de omgeschreven cirkel van de driehoek.
Teken een stomphoekige driehoek.
Teken de omgeschreven cirkel van de driehoek. Ga net zo te werk als in de vorige opgave.
Bij elke rechthoek kun je een cirkel tekenen die door de vier hoekpunten van de rechthoek gaat.
Waar ligt het middelpunt van deze cirkel?
Het middelpunt van de omgeschreven cirkel van een rechthoekige driehoek is het midden van de schuine zijde.
Hoe kun je dat uit onderdeel a beredeneren?
is het middelpunt van de omgeschreven cirkel van driehoek . ligt op zijde .
Waarom zijn de hoeken en even groot? En waarom zijn de hoeken en even groot?
De twee hoeken bij zijn dus samen de helft van de vier hoeken waar een tekentje in staat.
Hoe groot is dus hoek ?
In onderdeel b heb je gezien dat het middelpunt van de omgeschreven cirkel van een rechthoekige driehoek het midden van de schuine zijde is. Het omgekeerde is dus ook waar: als het middelpunt van de omgeschreven cirkel van een driehoek op een zijde ligt, is de driehoek rechthoekig. Dat heb je in d gezien.
Teken op een blaadje driehoek
,
met
cm,
cm en
cm.
Vouw heel precies de deellijn van hoek en ook van hoek . Noem het snijpunt van de vouwlijnen .
Teken met de geodriehoek de loodlijn vanuit op zijde . Noem het snijpunt van zijde met deze loodlijn en teken de cirkel met middelpunt die door gaat.
Als je precies gewerkt hebt, lijkt de cirkel niet alleen zijde
te raken, maar ook de andere twee zijden van driehoek
.
Dat komt omdat
even ver van de zijden van driehoek
af ligt. Dat beredeneren we in de volgende onderdelen.
Waarom ligt even ver van zijde als zijde ?
Waarom ligt even ver van zijde als zijde ?
Uit d en e volgt dat even ver van de zijden van driehoek af ligt en dus dat de cirkel alle zijden van driehoek raakt. Tevens volgt hieruit dat de deellijn van hoek ook door gaat.
Elke driehoek heeft een omgeschreven cirkel.
Dat is de cirkel die door de hoekpunten van de driehoek gaat.
De drie middelloodlijnen van de zijden van de driehoek gaan door het middelpunt van de omgeschreven cirkel.
Elke driehoek heeft een ingeschreven cirkel. Dat is de cirkel die de zijden van de driehoek raakt.
De deellijnen van de hoeken van de driehoek gaan door één punt. Dit punt is het middelpunt van de ingeschreven cirkel. Als je de cirkel wilt tekenen, moet je eerst de straal vinden. Laat vanuit het middelpunt een loodlijn neer op één van de zijden, dan is dat de straal.
Uit de lap stof in het plaatje moet een zo groot mogelijk rond kleed geknipt worden.
Bepaal het middelpunt van het kleed.
Teken de cirkel waarlangs je het kleed moet knippen.
Van een gelijkbenige driehoek is gegeven cm en .
Teken de driehoek.
Teken met de geodriehoek de drie deellijnen van de hoeken.
Teken de ingeschreven cirkel van driehoek .
Boer Jansen heeft een driehoekig stuk weiland. Daarop wil hij zijn geit laten grazen. Die geit zit met een touw vast aan een paaltje. Het touw maakt hij zo lang dat de geit niet buiten de wei kan grazen. De boer wil de geit een zo groot mogelijk stuk van de wei laten afgrazen.
Teken op het werkblad de plaats waar de boer het paaltje in de grond moet slaan.
Kleur het gebied dat de geit kan afgrazen.
In driehoek is en . Het middelpunt van de ingeschreven cirkel noemen we .
Maak een schets van de situatie.
Door met , en te verbinden, krijg je bij drie hoeken (die samen zijn).
Bereken hoe groot die hoeken zijn.
De drie lijnen
,
en
snijden elkaar in de punten
,
en
. De ingeschreven cirkel van driehoek
raakt aan alle drie de lijnen
,
en
.
Er zijn nog meer cirkels te tekenen die aan alle drie de lijnen raken.
Teken heel precies de middelpunten van deze cirkels. Licht toe hoe je ze gevonden hebt.
Teken de cirkels.