14.5  Meer vergelijkingen >
Herhaling klas 1
1
a

Bereken (de eerste is al als voorbeeld gedaan, x is een variabele).

1 4 + 5 6 = 3 12 + 10 12 = 13 12 = 1 1 12

2 5 + 3 7

3 5 - 2 3

5 13 5

5 x 5

3 2 3 x

5 7 x 7

b

Neem over in je schrift en vul in.

..... 3 7 = 3

9 ..... = 4

..... 6 x = 6

5 ..... = x

5 x + 2 ..... = 5

Volgens de distributiewetten geldt:

a ( b + c ) = a b + a c

a ( b c ) = a b a c

2

Schrijf zonder haakjes en zo eenvoudig mogelijk.

3 ( 4 6 x )

‐4 ( ‐2 x + 5 )

2 3 ( 6 15 x )

‐4 + 7 x 6 4 x + 2

3 ( ‐4 x 8 ) 10 + 5 ( 2 x 3 )

3

Neem over in je schrift en vul in.

3 y 36 ........ = 3 y

5 t ........ 17 = 17

3 ........ + 2 x = 0

4

Los op en controleer je antwoord.

3 y + 2 = y 24

2 t 1 = 7 t

3 ( x + 6 ) = x 20

2 ( y 5 ) = 3 ( y 6 )

3 ( x + 4 ) = 4 ( x + 3 )

3 ( 1 + f ) = f 2

Systematisch oplossen

We gaan nu vergelijkingen oplossen die ingewikkelder zijn omdat er breuken in voorkomen.

2 3 x + 4 = 1 2 x + 2 2 3
MIN 1 2 x
1 6 x + 4 = 2 2 3
MIN 4
1 6 x = ‐1 1 3
MAAL 6
x = ‐8

Hierbij is flink wat gerekend met breuken. Het kan allemaal eenvoudiger als je meteen de breuken wegwerkt. Dat doe je door te vermenigvuldigen met de noemers! Als volgt:

2 3 x + 4 = 1 2 x + 2 2 3
MAAL 3
2 x + 12 = 1 1 2 x + 8
MAAL 2
4 x + 24 = 3 x + 16
MIN 24
4 x = 3 x 8
MIN 3 x
x = ‐8
Opmerking:

Om de noemers weg te werken hebben we vermenigvuldigd met 3 en daarna nog eens met 2. Dat had ook in één keer gekund door te vermenigvuldigen met 6.

5

We gaan de vergelijking 4 + 1 3 x = 1 4 x + 3 oplossen.

a

Met welk getal moet je vermenigvuldigen om in één klap de breuken weg te krijgen?

b

Los de vergelijking op. Controleer ook je antwoord.

6
7

Los de volgende vergelijkingen op. Controleer ook je antwoord. Bedenk goed met welk getal je moet vermenigvuldigen om in één klap alle breuken weg te krijgen.

1 2 x + 2 = 1 5 x 1

f 3 = 4 f

5 8 x 2 2 3 = 1 2 x + 6 1 3

t 6 t = 3

0,3 y 1 = 3 0,1 y

5 p + 1 = 4

6s
7s

Los de volgende vergelijkingen op. Controleer ook je antwoord.

5 x + 2 = 5 2 x + 5

3 x 8 7 = 2 7 x 1

‐7 2 x + 1 = ‐2 4 5

x x + 1 = 1 5 x

In de volgende vergelijkingen komen haakjes en breuken voor. Je kunt dat soort vergelijkingen oplossen door het volgende schema te volgen.

Voorbeeld

1 3 ( x 4 ) + 3 x = 2 ( x + 1 2 ) 3
haakjes wegwerken
1 3 x 4 3 + 3 x = 2 x + 1 3
breuken wegwerken (MAAL 3)
x 4 + 9 x = 6 x + 3 9
vereenvoudigen
10 x 4 = 6 x 6
x -en aan één kant (MIN 6 x )
4 x 4 = ‐6
gewone getallen aan de andere kant (PLUS 4)
4 x = ‐2
herleiden tot x = ..... (DELEN DOOR 4)
x = 1 2

Controleren:

1 3 ( x 4 ) + 3 x = 1 3 ( 1 2 4 ) + 3 1 2 = ‐3

2 ( x + 1 2 ) 3 = 2 ( 1 2 + 1 2 ) 3 = ‐3

Conclusie: als x = 1 2 , dan is het linkerlid gelijk aan het rechterlid.

8

Los de volgende vergelijkingen op.

2 ( x + 1 5 ) + x = 6 x

2 ( x + 4 ) + 3 ( x 5 ) = ‐17

5 1 3 x = 1 2 ( x + 2 )

5 7 ( x 5 ) = 2 3 ( 2 x + 27 ) 81

12 x x = ‐3

9

Janneke wil de vergelijking 2 3 ( x + 5 ) = 1 2 ( 9 x ) + 7 oplossen zonder eerst de haakjes weg te werken. Ze vermenigvuldigt beide kanten van de vergelijking met 6. De vergelijking wordt dan volgens haar: 4 ( 6 x + 30 ) = 3 ( 54 6 x ) + 42 .

a

Los die vergelijking op.

b

Controleer het antwoord in de vergelijking
2 3 ( x + 5 ) = 1 2 ( 9 x ) + 7 .

Zoals je ziet klopt je antwoord niet in de oorspronkelijke vergelijking die Janneke wilde oplossen.

c

Wat heeft Janneke verkeerd gedaan?