In deze opgave bekijken we de migratie, Nederland in en uit, van 1998 t/m 2022.
Wat is het verschil tussen immigratie en emigratie? (Als je dat niet weet, moet je het opzoeken of aan iemand vragen.)
Bekijk de grafieken. Elke grafiek is geknikt.
Waarom zijn de grafieken geknikt en niet vloeiend?
Waarom zijn de emigratie-waarden negatief weergegeven?
Bij welke jaren kun je de knikken in de emigratiegrafiek bijna niet zien?
Met hoeveel mensen nam de bevolking in Nederland toe ten gevolge van migratie in 2017? Dit noemen we het migratieoverschot.
In welke jaren was het migratieoverschot ongeveer 0?
Teken op het werkblad de stip bij 2017 die het migratieoverschot in dat jaar aangeeft. Teken zo ook de stippen bij de andere jaren. Verbind de stippen: zodoende teken je de grafiek van het migratieoverschot.
De grafieken van opgave 17 zijn polygonen. Je maakt zo'n grafiek door losse stippen te verbinden. Zodoende krijg je meestal een geknikte grafiek. Polygoon betekent letterlijk veelhoek.
Hoe groot schat jij dat het gemiddelde jaarlijkse migratieoverschot was van 2000 tot en met 2004? Trek op het werkblad de horizontale lijn die dit gemiddelde migratieoverschot aangeeft.
In de winter is er veel minder toerisme in Nederland dan in de zomer. Logisch. Hoe zeer het toerisme per maand verschilt, zie je in de grafiek.
Er zijn drie grafieken getekend. Eigenlijk had men met twee grafieken kunnen volstaan, want als je er twee kent, ken je de derde automatisch ook.
Leg uit hoe dat zit.
Pieter leest uit de grafiek "totaal" af dat op 15 april 7 miljoen toeristen in Nederland overnachtten.
Geef commentaar.
Hoeveel buitenlanders brachten in augustus dagelijks de nacht bij ons door?
De grafiek "totaal" vertoont een opvallend topje bij mei.
Heb jij daar een verklaring voor?
We gaan het gemiddelde aantal toeristische overnachtingen per maand bepalen. Pieter schat dat op 5 miljoen.
Vind je dat te hoog of te laag?
We vergelijken alle aantallen in de verschillende maanden met Pieters schatting van 5 miljoen.
Noteer voor elke maand hoeveel hij afwijkt van de schatting. Als het aantal overnachtingen kleiner is dan 5 miljoen, rekenen we de schatting negatief. Voorbeeld: in januari is de afwijking (miljoen).
Bereken het gemiddelde van de twaalf afwijkingen.
Hoe kun je met behulp van vraag g het echte gemiddelde berekenen?
Teken op het werkblad de horizontale lijn die dit gemiddelde aangeeft.
De grafiek ligt gedeeltelijk onder en gedeeltelijk boven deze lijn.
Wat weet je van de oppervlakten van deze gedeelten?
Hiernaast staat een tabel van de bevolking naar geslacht en leeftijd (x 1000) in 2023 volgens
gegevens van het CBS.
We gaan berekenen hoe oud de Nederlander
gemiddeld was in 2023.
Bekijk de tabel
De 0-jarigen zijn gemiddeld een half jaar oud.
Hoe oud zijn de 7-jarigen gemiddeld?
We nemen aan dat er van elke leeftijd in de klasse 0-9 jaar evenveel mensen zijn.
Hoe oud zijn de mensen in de klasse 0-9 jaar gemiddeld?
Er zijn 906 duizend mannen van 0-9 jaar. Veronderstel dat deze allemaal 5,0 jaar oud zijn. Neem aan dat de mannen tussen 10 en 19 jaar allemaal 15,0 jaar oud zijn. Enzovoort.
Bereken vanuit deze aannamen de gemiddelde leeftijd van de Nederlandse mannen.
In een klas zitten 18 meisjes en 12 jongens. Het gemiddelde cijfer voor een toets wiskunde van de meisjes is 8,4. Het gemiddelde van de jongens voor dezelfde toets was 6,0. Het gemiddelde van de klas is niet het gemiddelde van die twee getallen: 7,2.
Bereken het gemiddelde van de klas in twee decimalen.
Als een populatie uit verschillende groepen bestaat en van elke groep afzonderlijk weet je het gemiddelde, dan moet je om het gemiddelde van de hele populatie te berekenen rekening houden met de grootte van de groepen.
Als de ene groep twee keer zo groot is als een andere, moet het gemiddelde van die ene groep ook twee keer zo zwaar meetellen.
Een proefwerk had een opmerkelijk resultaat: de onvoldoende cijfers waren gemiddeld 3,2 , terwijl de voldoende cijfers gemiddeld 7,4 waren.
Weet je nu ook het gemiddelde van de hele klas?
Bereken het gemiddelde van de hele klas als er 20 voldoendes waren en 10 onvoldoendes.
In een andere klas zitten 25 leerlingen. Voor een proefwerk Engels was het gemiddelde van de meisjes 7,3 en van de jongens 6,8. Het gemiddelde van de klas was 7,04.
Kun je op grond van deze cijfers zeggen of er meer meisjes dan jongens in de klas zitten?
Bereken het aantal meisjes in de klas.
In een klas zitten jongens en meisjes. Voor een proefwerk wiskunde was het gemiddelde cijfer 7,0. Het gemiddelde van de meisjes was 7,4 en van de jongens 6,8.
Bereken de verhouding van het aantal jongens en het aantal meisjes.
Regelmatig laten media horen dat Nederland warmer wordt. Hoe weten ze dat zo zeker?
Daarvoor is statistisch onderzoek noodzakelijk.
De gemiddelde jaartemperatuur varieert nogal sterk. Dat is in de grafiek in beeld gebracht met behulp van gegevens van het KNMI.
Je kunt goed zien dat Nederland inderdaad warmer wordt.
De gemiddelde temperatuur over de jaren 1952-2023 was 9,92 . Dat is in de figuur aangegeven.
In hoeveel jaren week de gemiddelde jaartemperatuur meer dan 1 af van dat gemiddelde?
Wat is de spreidingsbreedte van de gemiddelde jaartemperatuur over de jaren 1952-2023?
We letten verder op de laatste 20 jaar, dus van 2004 tot en met 2023. Sem schat dat de gemiddelde temperatuur in die periode 11 is.
Vind je dat te hoog of te laag? Hoe zie je dat?
De gemiddelde jaartemperatuur van 2004 was 10,4 en die van 2023 was 11,8 . Dat wijkt en af van Sems schatting van 11
Sem heeft op een briefje van elk van de twintig jaar opgeschreven hoeveel de gemiddelde jaartemperatuur afwijkt van zijn schatting. De afwijking is positief als de jaartemperatuur boven 11 ligt.
Bereken het gemiddelde van de twintig afwijkingen.
Weet je nu ook de gemiddelde jaartemperatuur in de periode 2004 - 2023?
Sanne werkt 's zondags in een ijssalon waar je ook hoorntjes met bolletjes kunt krijgen. Ze houdt bij of er één, twee of drie bolletjes besteld worden. Op het eind van de dag hebben 110 mensen een hoorntje gehad. Het gemiddelde aantal bolletjes per hoorntje was 2,1. Ze weet ook nog dat er 15 mensen 3 bolletjes hadden.
Hoeveel mensen hadden één bolletje?